REFLECTIES OVER HET BEWUSTZIJN
REFLECTIES OVER HET BEWUSTZIJN
AAN DE HAND VAN STEINERS "STATUE" MET AHRIMAN EN LUCIFER
In het alledaagse taalgebruik in antroposofische kringen worden de begrippen "Ahrimanisch" en "Luciferisch" veelal gebruikt met een negatieve betekenis. Iets waar men vooral verre van zou moeten blijven.
Dit doet denken aan eeuwen van waarschuwingen door de kerk om op het juiste pad te blijven en zich niet te laten verleiden door de duivel.
Rudolf Steiner (1861-1925) zelf gaf slechts summiere toelichting over zijn Statue, want deze zou zelf spreken als kunstvorm tot de mensen, die opgegroeid waren in de tradities van de christelijke cultuur. (Fant, Klingborg en Wilkes, 1969)
Het is niet moeilijk er iets van de oude duivels en de hel in te herkennen en een strijder die voortschrijdt en doet denken aan afbeeldingen van de aartsengel Michaël die de draak verslaat. Deze representeert echter de figuur van Christus en levert geen enkele strijd tegen het kwaad in de vorm van Ahriman en Lucifer. Door de innerlijke kracht van de centrale figuur zouden deze twee aspecten vanzelf verdwijnen en zichzelf oplossen.
Over het bewustzijn zegt Steiner: Ahriman is ons dagbewustzijn waarmee wij in de externe realiteit verkeren en slijten, verharden en oud worden gedurende ons leven. Lucifer is het nachtbewustzijn in de slaap, waarin onze levenskrachten ons weer herstellen en wij juist verjongen in de plaats van verouderen.
In deze polariteit van ons bewustzijn tussen waken en slapen is op zich niets duivels te herkennen. En toch is hier de kiem van gebeurtenissen die uitvergroot op het wereldtoneel te herkennen zijn als uitwassen van een "kwaad".
Enkele gebeurtenissen uitgelicht: na de tweede wereldoorlog was de mensheid verbijsterd toen ten volle bleek wat had plaatsgevonden. De kerken liepen leeg, men gaf het geloof in een goede God op. Hoe konden zulke uitwassen gebeuren?
Er was een uitgeput volk na een eerste wereldoorlog, dat de beloftes van een leider die weer materiële welvaart beloofde hoorde en zich schaarde achter deze tweede oorlog. Er moet een collectief draagvlak bestaan voor dit soort leiders om aan de macht te kunnen komen, of misschien beter gezegd een collectief gebrek?
Een spirituele leraar vroeg eens: waarom kwam er een Hitler voort uit dit tijdsgewricht en geen Boeddha?
Een andere gebeurtenis die recent de krantenkoppen haalde: Er bestaat ook een zekere zwakte in mensen die naar vervangende spiritualiteit zoeken in oosterse wijsheid, nu de Christelijke kerk hen niet langer aanspreekt. Men is doordrongen van het inzicht dat er zelf iets gedaan moet worden en zoekt naar leiders. Die staan ook onmiddellijk op om de leegte van de wegvallende christelijke religie te vullen en lijken op representanten van de boeddhistische traditie. Grote groepen mensen (waaronder beroemdheden, filmsterren, vooraanstaande personen) kwamen bedrogen uit toen bleek dat deze leiders zich schuldig maakten aan wangedrag jegens hun leerlingen: Tientallen jaren van seksueel misbruik en mishandeling bleken een feit. Uiteraard gepaard gaande met grote geldstromen naar allerlei projecten. Een bekend fenomeen dat steeds weer plaatsvindt in diverse sektes en religies. En weer: Hoe is het mogelijk dat mensen zo gehersenspoeld door denkbeelden kunnen zijn, of gefascineerd door foute leraren?
Een andere uitspraak van een leraar: "Hoe is het mogelijk? Het IS mogelijk, het is al gebeurd" (en iedereen sliep kan men er stilzwijgend bij denken).
Zowel bij de opkomst van een Hitler als bij de verkeerde spirituele leiders zijn er uiteraard steeds ook mensen geweest, die wel van begin af aan waakzaam genoeg waren om te herkennen wat geboden werd, maar velen waren dat niet. Het is andere boeddhisten, dan degenen die ten prooi vielen aan verkeerde leraren, pijnlijk duidelijk dat er een deficit in de persoonlijkheid moet bestaan, een zwakte die men hoopt aan te vullen met de kracht van de leraar. Men heeft zozeer iets nodig, dat het eigen oordeelsvermogen opzij gezet kan worden. Het eigen gezonde verstand, een gevoel en intuïtie dat er iets niet klopt, wordt overweldigd door een verlangen van binnen uit.
Voor de ene tendens en de andere kan men vele voorbeelden op het wereldtoneel vinden. Men kan even ontzet en verbijsterd reageren op recente oorlogen, op terroristische haat en destructie, alsook op allerlei verslavingen, zoals aan drugs en medicijnen. Het een voert weg naar de wereld om ons heen via denkbeelden, ideologieën. Het andere voert ons weg van onszelf via een onvervuld verlangen van de ziel.
Het antwoord ligt in de centrale figuur, die in zichzelf sterk genoeg is om zich niet te laten wegvoeren van het eigen midden door deze twee tendensen. Wie in zichzelf voldoende kracht ontwikkelt zal zich niet laten meevoeren door allerlei verleidingen en beloftes.
De oude boeddhistische leer over onze verbondenheid met de zes bestaanswerelden is in dit opzicht interessant. De eerste twee bestaanswerelden zijn de hel en het rijk van de hongerige geesten. Onze verbinding met deze rijken is via haat en woede met de hel en via onverzadigbaar verlangen (waarvan men zich niet los kan maken) met de hongerige geesten. Het tegengif in onszelf tegen deze zogenaamd "negatieve emoties" is het bewust ontwikkelen van liefde tegenover haat en vrijgevigheid tegenover gehechtheid.
In mildere vorm gaat het behalve haat en woede ook om afkeer, afwending, antipathie. En anderzijds bij begeerte om hechting, te zeer vasthouden, niet los kunnen laten, sympathie. Het tegenovergestelde in onszelf cultiveren is een vorm van zelfopvoeding, zelfobservatie, om bij elk zielen roersel dat onbewust wegvoert van het centrum van ons zelf, onmiddellijk alert te zijn en een tegendaad te stellen in de eigen gevoelswereld. Het lijkt simpel, maar deze innerlijke waakzaamheid op de eigen emotionele reacties is een compleet pad van meditatie, dat uiteindelijk naar de verwerkelijking van meesterschap over het eigen bewustzijn voert. Tevens geldt dit voor de voorbereidende oefeningen van het cultiveren van deugden. Zonder deze activiteit van innerlijke transformaties is geen verdere gezonde spirituele ontwikkeling mogelijk. Het is de basis, die altijd onderhouden blijft, doordat het een tweede natuur wordt, een weg om terug te keren naar onze oorspronkelijke natuur. De transformatie komt niet tot stand door een actief bestrijden van iets verkeerds, maar door waakzaamheid, evenwicht behouden, niet mee gesleept worden. Daardoor ontstaat ruimte in de geest.
In het boeddhisme zijn er nog eens vier bestaanswerelden en "negatieve tendensen" in onszelf die kunnen worden omgevormd teneinde een sterke innerlijke kern te cultiveren. Het gaat uitdrukkelijk niet om negatief of positief op zich. Een oude tekst uit de Dzogchen traditie (GalmDo Tshal Ma) verwoord het als volgt:
Wanneer haat wordt verworpen,
kan er geen liefde worden onderscheiden-
De éne natuur van de geest verwerpt niets.
Wanneer onwetendheid wordt verworpen,
kan er geen wijsheid worden onderscheiden-
De éne natuur van de geest verwerpt niets.
Wanneer begeerte wordt verworpen,
kan er geen vrijgevigheid worden onderscheiden-
De éne natuur van de geest verwerpt niets.
En uit Zerbu, Zhang Zhung Nyan Gyud:
Spontane wijsheid is de oergrond.
De vijf negatieve emoties zijn gemanifesteerde energie.
Emoties zien als iets verkeerds is een dwaling.
Emoties in hun natuurlijke staat laten is de methode
Om de niet dualistische staat van bevrijding te vinden.
Overwinning van hoop en vrees is het resultaat.
(in deze tekst zijn het er vijf, vermoedelijk haat, gehechtheid, onwetendheid, jaloezie, trots en komt het godenrijk niet in dit rijtje voor, met hun onverschilligheid voor het lijden van alle wezens)
Hier gaat het om de oplettendheid tendensen te signaleren, zonder zich te engageren in een actief omvormen van het een in het ander. Het evenwicht wordt bewaakt door de dualiteit te herkennen. Het bewustzijn cultiveren, herkennen en "laten" vanuit een innerlijke kracht van de geest. Zoals Steiner zegt over de centrale figuur in zijn plastiek: Er is geen strijd.
(Beide Citaten zijn ontnomen aan Tenzin Wangyal, Het wonder van onze oorspronkelijke geest, 2001)
Zoals veel westerlingen na bijna twintig eeuwen christelijke religie, een tegenzin voelen tegen religieuze vermaningen over de duivel en de hel, zo kunnen ze ook weinig beginnen met de voor hen bizar lijkende boeddhistische bestaanswerelden. De verdere vier zijn op rij: het dierenrijk met onwetendheid over de spirituele dimensie, het mensenrijk met jaloezie, het halfgoden- of asurenrijk met eeuwige strijd en worsteling vanuit hoogmoed, het godenrijk met onverschilligheid tegenover het lijden van andere wezens. Voor al deze bestaanswerelden zijn voorbeelden te herkennen: Haat genoeg te zien in het nieuws, hebzucht en verrijking evenzo. Het niveau van de dieren die niet verder geïnteresseerd zijn dan de vervulling van de basisbehoeften van het bestaan, is bij mensen totaal geen interesse hebben in spiritualiteit. Het gif van het mensenrijk: rivaliseren en elkaar succes niet gunnen, vanuit jaloezie, hetgeen menselijke relaties behoorlijk kan verzieken. Voor de half goden, komt men het voorbeeld van de beurshandelaar op Wall-Street tegen, die onder grote druk moet presteren om te winnen, men moet voortdurend blijven vechten want de winst is instabiel. Voor het godenrijk het beeld van het leven van mooie jonge mensen op de stranden, die materieel alles hebben, zorgeloos genietend. Alleen niets van deze bestaanswerelden biedt enige blijvende winst, alles is tijdelijk en derhalve illusoir.
Door waakzaamheid kan men een tegengif ontwikkelen en zich daarmee losmaken van het meegesleept worden in de illusie over de werkelijkheid. Voor de zes rijken op rij is dit tegengif: liefde tegenover haat; vrijgevigheid tegenover hebzucht; wijsheid tegenover domme onwetendheid; mede-vreugde tegenover jaloezie; deemoed tegenover hoogmoed; compassie tegenover onverschilligheid. Waarbij het niet gaat om het behouden van de tegenovergestelde emotie, maar om de innerlijke activiteit te behouden, door tegenwoordigheid van geest. Alleen die verworvenheid voert tot emotionele stabiliteit, tot iets dat niet slechts een tijdelijke gemoedstoestand is. Voor het meteen bewust worden wat er speelt wordt wel het beeld gebruikt van een mensenmassa, waarin men onmiddellijk het gezicht een vriend herkent.
N.b. is deze methode de juiste, terwijl het visualiseren van wezens uit de lagere bestaanswerelden, of van delen van het zelf in die emotionele wereld, uitdrukkelijk NIET de juiste methode is. Door te visualiseren komt men nader tot deze beelden, neemt deze in zich op. Visualisatie leidt tot identificatie, waardoor men iets versterkt terwijl men er juist een ruimere verhouding toe wil vinden in het bewustzijn, geen hechtere verbinding mee wil aangaan.
Visualisatie is WEL gebruikelijk bij de aspiratie tot hogere doelen in het bewustzijn, zoals bij de praktijk van Guru-yoga. De lichtende figuur wordt boven het hoofd gevisualiseerd en aan het einde van deze devotionele beoefening wordt de gevisualiseerde figuur terug genomen in het zelf en gaat men hierdoor een verbinding aan met de verlichte kwaliteiten. De Guru is een naar buiten geprojecteerd beeld van het eigen potentieel, een innerlijke Guru. De benaming "Hüter der Schwelle" kan een beschermende connotatie hebben, maar werkt ook streng. Er is geen externe figuur die bepaalt of men de drempel over mag, eerder een eigen actieve aspiratie tot ontwikkelen van hogere kwaliteiten in de mediterende zelf. (Het ontwikkelen van de verlichtingsgeest "bodhichitta"). Voor deze beoefening is visualisatie de methode bij uitstek (reinigt de geest), ondersteund door mantra recitatie (reinigt de spraak) en door houding van het lichaam en adem als voorbereiding (reinigt de lichamelijke basis).
Het verging mij zo toen ik voor het eerst een leraar bezocht, dat uitgerekend dit onderwerp aan de orde was in een cursus over voorbereidende oefeningen. Ik bezag het programma: dit leek mij "exotisch", want de leer van de zes loka's (bestaanswerelden) die allen getransformeerd konden worden in boeddha kwaliteiten kwam er in voor. Ik dacht letterlijk: "zoiets is vast niet haalbaar voor westerse mensen", maar ik ga toch kijken wat het voor leraar is. Hoe een ontmoeting met een spiritueel ervarene zou verlopen was mij ook niet helder.
Ten eerste: Op het moment dat ik daar zat werd alles in de praktijk van meditatie beoefening vertrouwd en herkenbaar. Wat men aan denkbeelden heeft vooraf, strookt meestal niet met een levende realiteit die direct ervaren kan worden.
Ten tweede: De uitwisseling met de leraar voltrok zich niet in bespreking, maar in directe ervaring: de zogenaamde mentale transmissie. Wat daar plaatsvond was mij wel al vertrouwd vanuit de euritmie. Namelijk: je kunt niet alles uitleggen, maar als je met minimale aanwijzingen de mensen in beweging krijgt, dan ontdekken ze zelf hoe het werkt, meer dan je hen in woorden kunt laten begrijpen. De herkenning komt dan van binnen uit tot stand, uit de eigen ervaring. De leraar neemt dit waar en bevestigd het op zijn manier.
Een andere goede vergelijking voor dit soort onderwijs is een masterclass in de muziek. Het werkterrein is dat van een kunst, meer dan van een filosofisch debat. Woorden zijn hooguit aanduidingen, beelden, metaforen. De bevestiging is hetgeen de leraar waarneemt en laat weten dat gezien werd. Soms een woord, soms een blik, maar veelal werkt zijn bewustzijn meer als een spiegel waarin men het eigene herkent. De nadruk is op zelfwerkzaamheid van de leerling. Zelf verwerken en herkennen. Het heeft wel iets van de openheid van een klein kind ten opzichte van de geestelijke inhoud van de ouders, die door hun aanwezigheid al veel overdragen wat pas later op verbaal niveau gebeurt in de opvoeding. En het kind is open en leergierig, neemt alles in zich op en maakt het tot het zijne.
De directe ervaring lijkt Steiner ook te bedoelen met zijn plastische kunst in de Statue: Kom maar innerlijk in beweging dan zul je de betekenis wel begrijpen. Daartoe lijkt het dramatische, bijna overdreven tafereel in zijn dynamiek de toeschouwer te willen uitnodigen. (mogelijk schrikt het nu eerder af door de christelijke doctrine over de duivel, waar menigeen vanuit een religieuze opvoeding geen fijne herinneringen aan heeft).
EEN ANDER GEZICHTSPUNT
Onverwacht, in een andere context stuitte ik op een meer historische achtergrond van Steiners Ahriman en Lucifer, in het boek "Gnosis, An Esoteric Tradition of Mystical Visions and Unions" van Dan Merkur, (1993). In dat kader bezien zijn deze aspecten natuurlijke krachten van de geest, die ons kunnen helpen en zeker geen kwaden. De opstijgende kracht van Lucifer is de levenskracht van het etherische lichaam dat ons overeind houdt, de neerdalende beweging, de diepte in stortend (Lucifer geeft zichzelf op), maakt dat wij onze oorsprong in oerbeelden kunnen aanschouwen in onszelf. De verlichtingservaring in meditatie is niet mogelijk zonder de werking van Lucifer, wat de naam ook uitdrukt.
De uitgaande kracht van Ahriman naar de wereld, maakt dat wij wegkomen van onze afgeslotenheid tegenover de wereld en onze verbondenheid daarmee herkennen. Het ontmoeten van niet-ik buiten de afgeslotenheid van de persoonlijkheid en daarmee verrijkt kunnen terugkeren binnen de grenzen van onze persoonlijkheid. In meditatie kan men zo een glimp zien van hoe de elementen ons materiële lichaam vormen. Als de dynamiek van deze krachten gebruikt kan worden en men zich niet onbewust of half bewust laat meevoeren, is deze werking positief. Een omvattend bewustzijn kan niet tot stand komen zonder de werking van Ahriman. Het bewustzijn kan zich uitbreiden in de ruimte, de relatie van ik tot het al kan ervaren worden, het terugkerende bewustzijn onthult de creatieve kracht van de elementen in ons levende lichaam.
Merkur noemt deze ervaring er een van "revery", zoiets als dromen, imaginatie. Men moet een beetje gaan dromen om op deze wijze uit zichzelf te treden. De ervaring van Lucifer daarentegen is bij Merkur "ecstasy", de geest neemt geen relatie tot een externe wereld, maar is in zichzelf geabsorbeerd en wordt visionair.
Dit laatste (Lucifer) noemt Steiner het nachtbewustzijn, dromen. Dat is zeker zo voor de wisselwerking tussen de naar binnen gekeerde staat van de geest in de nacht (Lucifer) en de naar buiten gerichte oriëntatie gedurende de dag (Ahriman). Ahriman noemt Steiner uiteenzetten met de externe realiteit via het zenuw-zintuigsysteem.
Het ligt eraan in welke situatie men zich richt op de wereld: alledaags functioneren middels zintuigen en denken, of in meditatieve beoefening met de ruimte, waarbij dan meer imaginatie en revery nodig zijn. The relatie tussen ruimte buiten de begrenzing van ons lichaam en binnen die grenzen, die waargenomen wordt door imaginatie en 'revery'. De zintuigen nemen een andere realiteit waar dan ze doen tijdens hun op de externe werkelijkheid gerichte oriëntatie. Hetzelfde geldt voor het nachtbewustzijn zodra dit in meditatie gebruikt wordt is sprake van een bewustzijn dat meer is dan dromen, dan komt men in het visionaire waarnemen terecht: in "ecstasy" of "absorptie".
Dan Merkur bespreekt in het hoofdstuk "Theories of Spiritual Alchemy" een publicatie, die anoniem werd uitgebracht door Mary Ann Atwood (1817-1910) onder de titel: A suggestive Inquiry into the Hermetic Mystery, London 1850. Uit angst dat er te veel werd onthuld van de geheime leer, trok de auteur het boek na zes weken weer in. Bijna alle boeken werden opgekocht en verbrand, slechts enkele exemplaren bleven bestaan. Zij was de eerste auteur die een spirituele interpretatie gaf aan de alchemie. Atwood had veel volgelingen onder de theosofen. Later in 2018, na haar dood in 1910, kwam een heruitgave van haar boek.
De inhoud van het boek betrof de geheime allegorische taal van zowel de Eleusische mysteriën als de alchemie, handelend over de transmutatie van substanties. Merkur vindt slechts drie persoonlijkheden die de denkwijze van Atwood verder voortzetten:
Ten eerste: Carl Gustav Jung (1875-1961). Hij deed Atwood's boek af als de gebruikelijke alchemistische taal in een sopje van theosofische New Age uitleg. (kennelijk bestond in de tijd van Jung ook al het begrip New Age). Jung bleef met zijn werk het dichtste bij de alchemie en bij de vier "inwijdingsstadia" uit het boek van Atwood. Oorspronkelijk in de alchemie benoemd als Nigredo, het zwart (sterven), Albedo, het wit (de ziel, maan, Luna, vrouwelijk principe), Citrinitas, het zuivere witte licht wordt goud, Aurum, (de geest, de zon, Sol, mannelijk principe), en de uiteindelijke conjunctio van mannelijk en vrouwelijk principe, het alchemistische huwelijk. Het Rubedo, het Rood van de zonsopgang, de geest huwt opnieuw de materie in het verlichte bewustzijn, het einddoel: de zogenoemde steen der wijzen. (Hoe Jung deze stadia precies gebruikte in zijn analytische psychotherapie blijft hier buiten beschouwing).
Ten tweede: Arthur Edward Waite (1857-1942). Als mysticus is Waite vandaag de dag vooral bekend door zijn samenstelling en uitgave van de Tarot kaarten. Hij leidde in Londen een tak van de hermetische "Order of the Golden Dawn" en splitste zich af om in 1915 the "Fellowship of the Rosy Cross" te stichten, gebaseerd op zowel mystiek als christelijke doctrines. Waite bewerkte de vier stadia tot een ontwikkeling in 7 treden opstijgend naar God. (In het boek van Atwood is geen sprake van een God). Waite schreef onder meer het boek Azoth. (Waite, 1893). Rudolf Steiner zal daar ongetwijfeld kennis van genomen hebben, daar Waite een bekende vrijmetselaar-rozenkruisers leider was in dezelfde tijd dat Steiner de vrijmetselaren loge in Berlijn leidde.
Ten derde: Rudolf Steiner, (1861-1925). Steiner werd in Berlijn voor de eerste wereldoorlog in 1902 secretaris van de theosofische vereniging en werd rond 1906 geïnstalleerd als grootmeester van de vrijmetselaren loge der "Ordens Tempel des Ostens" (O.T.O.).
Merkur schrijft dat de Berlijnse vrijmetselaars loge een mengsel uit hindoe tantra, soefisme, graals-mystiek, en rozenkruisers leer hanteerde, die toen een expliciet alchemistische traditie was. Deze loge was een samenvoeging door Reuss (1855-1923) van verschillende authentieke tradities in de vrijmetselarij. Om een nieuwe loge te openen is een charter nodig met handtekening van een zittend grootmeester van een loge traditie elders, die op die wijze toestemming verleent. De achtergrond en ontstaansgeschiedenis van deze loge in Berlijn wordt goed uiteengezet in de bijdrage van Karl Baier, met zijn lezenswaardige hoofdstuk "Yoga in Viennese Occultism" in de publicatie "Yoga in Transformation"(Baier, 2018). De hoofdpersonen in de stichting van deze Duitse vrijmetselaarsloge waren Carl Kellner (1851-1905), Franz Hartmann (1838-1912) en Theodor Reuss, allen theosofen, vrijmetselaren en lid van diverse rozenkruiser orden. Kellner bekleedde de hoogste leidinggevende positie, maar overleed in 1905 al, kort na de stichting van de Berlijnse loge in 1902. Hij stierf aan een vergiftiging door kwikdampen, ten gevolge van het alchemistische werk in zijn laboratorium.
Hartmann had Steiner eerder geïntroduceerd bij de theosofen in Wenen en zou een ingewijde in een verborgen lijn, afstammend van Christian Rosenkreuz ontmoet hebben. Dit blijkt de eenvoudige wever Alois Mailander (1844-1905) geweest te zijn, waar de Wener occultisten van de theosofische vereniging rond Friedrich Eckstein (1861-1939), ook heen trokken voor onderrichtingen, in een soort pilgrimages. Eckstein was een belangrijke centrale figuur in het Weense occulte leven, oprichter van de eerste theosofische loge in Oostenrijk in 1887, hij had de hoogste graad als vrijmetselaar, met connecties in meerdere kringen, zo ook die van de beginnende psychoanalyse rond Freud. Mogelijk was Mailander ook degene die Steiner als geheime leraar en reïncarnatie van Christian Rosenkreuz aanduidde als "M". (in de rozenkruiser traditie van Mailander werden de meesters aangeduid met een letter. Een "P" was Prestel, Mailanders leraar. Mailander was de "M"). Steiner zou mogelijk reeds op het bestaan van Mailander gewezen zijn door een contact met de kruiden verzamelaar Felix Koguzki, 7 jaar eerder (Internet publicatie van Richard Cloud).
Steiner sloot in 1907 een contract met Reuss, waarin werd vastgelegd dat hij de eerste 3 graden, een soort entree en introductie van de leerling vrijmetselaar, zou onderwijzen en daarvoor zelf de tekst mocht schrijven. Steiner hernoemde deze hermetische leer van Memphis en Misraim "Mystica Aeterna". De tekst bevatte onder meer de stadia van de ontwikkeling van de aarde, zoals Hyper-boreïsch, Lemurisch, Atlantisch, uit de theosofie naar de ideeën van Helena Petrovna Blavatsky (1831-1891). Tevens oud testamentisch materiaal als een geschiedenis van de mensheid op aarde, welk laatste zonder twijfel reeds voorkwam in de oude teksten en riten van de loge. (Meyer, T.H. 2017).
Bijeenkomsten van een "inner circle", voor de hoogste graden, zoals ook in de theosofische vereniging gebruikelijk was, dienden ter verdieping en voor de overdracht van de kennis en methoden van deze hoogste graden. Daar werd gemediteerd en was vooral de in Wenen ontwikkelde esoterische beoefening de methode. Deze bestond uit yoga in vele vormen, van Hatha Yoga, Pranayama tot Tantra en Meditatie, zoals alle niveaus in de Raja Yoga waren samengevat. Het unieke echter was de samenvoeging met een Christelijk mystieke beoefening van de Rozenkruiser mysticus en leraar Alois Mailander, die niet zelf de beoefening van Jean Baptiste Kerning (pseudonym van J.B.Krebs, 1774-1851) onderwees, maar wel zijn leerlingen aanried deze filosofie en oefenweg aan te gaan, als voorbereiding op het onderwijs en de initiaties die hij zelf gaf. Mailander onderwees vanuit de mystiek van Jacob Boehme en de leer van Paracelsus. De overeenkomst tussen Kernings methode en die van Mailander is het werken aan de transformatie in het fysieke lichaam als een innerlijke alchemie.
De methode van Kerning, operazanger en vrijmetselaar met hoge graad, leider van de loge in Stuttgart, omvatte een etherisch stromende meditatie. Hij noemde dit "hinein denken": wij zouden hier niet de term "denken" gebruiken nu, eerder: bewustzijn verbinden met de adem, met taalklanken, visualisatie en de ademstroom in het lichaam sturen. Kerning ontwikkelde zijn leer uit de Kabbala, sommigen herkennen er de Midden-Oosterse Perzische en Arabische mystiek van de soefi's in. Daarin hebben de Rozenkruisers een gemeenschappelijke oorsprong met de Vrijmetselarij en zo is de Midden-Oosterse mystiek aanwezig in de Vrijmetselarij, heeft zich vermengd met de Christelijke mystiek en de alchemie en leeft weer voort in de antroposofie en de euritmie. Rudolf Steiner vormde een synthese van de op oosterse wijsheid georiënteerde theosofie met de leer die hem werd overgedragen door Eckstein en (zoals het er naar uitziet) Mailander. (hetzij in direct persoonlijk contact, hetzij via zijn leraar Eckstein).
Het doel van de Wener occultisten was de belichaming van het levende woord. (Kolb, 1857). Deze drie op het lichaam gerichte technieken van Kerning, Mailander en van de Yoga, als meditatie methode oversteeg wat de theosofie onderwees als het hogere ontwikkelen in de ziel en geest. De Wener occultisten wilden dit realiseren in en via het lichaam. Hier komt de oude alchemistische leer van de transmutatie van substanties in beeld, niet als chemische transformatie van metalen alleen, maar als metafoor voor een louteringsproces in het eigen innerlijk, via het lichaam. Zoals goud niet in andere elementen gedeeld kan worden, zo kunnen de klanken van de taal, de letters van het alfabet niet verder gedeeld worden als elementen van een levend scheppingsproces. Men beoefende de "Buchstabier Kunst", de letter praktijk met het lichaam. Voor de levende etherische energiestromingen beoefende men de yoga, geest en adem, genoemd "denken" van de letters in het lichaam: Concentratie, imaginatie, bewegen van het lichaam, lichaamsposities, innerlijk horen van de klank. Steiner had hierover regelmatig contact met Friedrich Eckstein. Het is duidelijk dat Eckstein daarin de leraar (initiator) van Steiner geweest is voor de Kerning technieken en dat hier de kiemen van de later door Steiner ontwikkelde euritmie en spraakvorming te vinden zijn. Jules Sauerwein (1880-1967) kwam in 1904 naar Wenen en ontmoette daar Friedrich Eckstein, waarvan hij ook de methode van meditatie leerde. Sauerwein merkte op dat hij deze methode niet in die vorm was tegengekomen binnen de theosofische vereniging. (Sauerwein, 1932, Internet artikel van Rolf Leonhard Speckner). Eckstein wees Sauerwein op Rudolf Steiner, die met deze methode "opmerkelijke resultaten geboekt had". Sauerwein leerde daarna Steiner kennen in 1906.
Eckstein heeft Steiner stevig gewaarschuwd de door hem doorgegeven esoterische leer niet te veruiterlijken in een vorm van toneelkunst en euritmie. Deze zou verinnerlijkt moeten blijven en gepraktiseerd in meer besloten kring.
Het was "Mysterienverrat", voor de rozenkruisers en vrijmetselaren kring rond Mailander. Zij trokken zich terug van Steiner. In tijdlijn wordt dit geplaatst rond Steiners breuk met de theosofische vereniging en zijn begin van de antroposofische vereniging, rond 1913.
Eckstein zou geweigerd hebben ooit betrokken te worden bij euritmie opvoeringen of deze te gaan bekijken, zozeer was dit tegen zijn inzicht, namelijk dat hetgeen een meditatie methode was niet zo veruiterlijkt mocht worden als kunst.
Steiner voelde zich niet gebonden aan enige belofte of eed om de geheime leer in de beslotenheid van een vrijmetselaarsloge te houden.
Steiner had vooreerst plannen zijn tweede (of derde?) Klasse naar deze intensieve beoefening met klankmeditatie te vormen: in feite het principe van mantra meditatie, leidend tot Sambhogakaya, het verlichte spraak-lichaam. Voor de vrijmetselaren en alchemisten was het de steen der wijzen of het gelouterde opstandingslichaam: Het bewustzijn van een mens omkleed met een levend etherisch spraakklanken lichaam. Men moest in de beoefeningen met de taalklanken en mantra in het lichaam mediteren en dit etherische lichaam tot leven wekken binnen het fysieke lichaam. Een bekend terrein voor de huidige euritmisten. De later ontwikkelde euritmie is niet zomaar een omvorming, er komen letterlijk dezelfde oefeningen van de vrijmetselaren in terug, ongewijzigd. Een voorbeeld hiervan zijn de lichaamshoudingen en bewegingen van de vocalen I, A en O, zoals vastgelegd in de euritmie figuren. Het is buitengewoon boeiend om te zien dat alles reeds ontwikkeld was aan vocalen en consonanten in samenhang met planeten en dierenriem, kleuren en lichaamsbewegingen en met de hiërarchieën. Iets wat ons nu zo vertrouwd is in de antroposofie, was destijds een verdieping van de vrijmetselaren leer als meditatie, ontwikkeld door de operazanger Krebs. De taalklanken werden in handen, met vingers, in voeten, overal in het lichaam gevormd en innerlijk gehoord. Beginnend met de voeten in zeven zones van het lichaam opwaarts voortgaand. De opvolgers van Mailander adapteerden dit en begonnen bij het onderste chakra van de wervelkolom, zich meer baserend op de Indische yogapraktijk. De energie werd een slang die onderlichaam, hart en hoofd verbond, waarbij het hart het centrale orgaan was. Wij kennen veel van deze driedeling in schetsen van Steiner als stofwisselings-pool, ritmisch systeem en zenuw zintuig pool, verbonden middels een lemniscaat.
Het doel van de Wener occultisten was de belichaming van het levende woord. (Kolb, 1857). Deze drie op het lichaam gerichte technieken van Kerning, Mailander en van de Yoga, als meditatie methode oversteeg wat de theosofie onderwees als het hogere ontwikkelen in de ziel en geest. De Wener occultisten wilden dit realiseren in en via het lichaam. Hier komt de oude alchemistische leer van de transmutatie van substanties in beeld, niet als chemische transformatie van metalen alleen, maar als metafoor voor een louteringsproces in het eigen innerlijk, via het lichaam. Zoals goud niet in andere elementen gedeeld kan worden, zo kunnen de klanken van de taal, de letters van het alfabet niet verder gedeeld worden als elementen van een levend scheppingsproces. Men beoefende de "Buchstabier Kunst", de letter praktijk met het lichaam. Voor de levende etherische energiestromingen beoefende men de yoga, geest en adem, genoemd "denken" van de letters in het lichaam: Concentratie, imaginatie, bewegen van het lichaam, lichaamsposities, innerlijk horen van de klank. Steiner had hierover regelmatig contact met Friedrich Eckstein. Het is duidelijk dat Eckstein daarin de leraar (initiator) van Steiner geweest is voor de Kerning technieken en dat hier de kiemen van de later door Steiner ontwikkelde euritmie en spraakvorming te vinden zijn. Jules Sauerwein (1880-1967) kwam in 1904 naar Wenen en ontmoette daar Friedrich Eckstein, waarvan hij ook de methode van meditatie leerde. Sauerwein merkte op dat hij deze methode niet in die vorm was tegengekomen binnen de theosofische vereniging. (Sauerwein, 1932, Internet artikel van Rolf Leonhard Speckner). Eckstein wees Sauerwein op Rudolf Steiner, die met deze methode "opmerkelijke resultaten geboekt had". Sauerwein leerde daarna Steiner kennen in 1906.
Eckstein heeft Steiner stevig gewaarschuwd de door hem doorgegeven esoterische leer niet te veruiterlijken in een vorm van toneelkunst en euritmie. Deze zou verinnerlijkt moeten blijven en gepraktiseerd in meer besloten kring.
Het was "Mysterienverrat", voor de rozenkruisers en vrijmetselaren kring rond Mailander. Zij trokken zich terug van Steiner. In tijdlijn wordt dit geplaatst rond Steiners breuk met de theosofische vereniging en zijn begin van de antroposofische vereniging, rond 1913.
Eckstein zou geweigerd hebben ooit betrokken te worden bij euritmie opvoeringen of deze te gaan bekijken, zozeer was dit tegen zijn inzicht, namelijk dat hetgeen een meditatie methode was niet zo veruiterlijkt mocht worden als kunst.
Steiner voelde zich niet gebonden aan enige belofte of eed om de geheime leer in de beslotenheid van een vrijmetselaarsloge te houden.
Steiner had vooreerst plannen zijn tweede (of derde?) Klasse naar deze intensieve beoefening met klankmeditatie te vormen: in feite het principe van mantra meditatie, leidend tot Sambhogakaya, het verlichte spraak-lichaam. Voor de vrijmetselaren en alchemisten was het de steen der wijzen of het gelouterde opstandingslichaam: Het bewustzijn van een mens omkleed met een levend etherisch spraakklanken lichaam. Men moest in de beoefeningen met de taalklanken en mantra in het lichaam mediteren en dit etherische lichaam tot leven wekken binnen het fysieke lichaam. Een bekend terrein voor de huidige euritmisten. De later ontwikkelde euritmie is niet zomaar een omvorming, er komen letterlijk dezelfde oefeningen van de vrijmetselaren in terug, ongewijzigd. Een voorbeeld hiervan zijn de lichaamshoudingen en bewegingen van de vocalen I, A en O, zoals vastgelegd in de euritmie figuren. Het is buitengewoon boeiend om te zien dat alles reeds ontwikkeld was aan vocalen en consonanten in samenhang met planeten en dierenriem, kleuren en lichaamsbewegingen en met de hiërarchieën. Iets wat ons nu zo vertrouwd is in de antroposofie, was destijds een verdieping van de vrijmetselaren leer als meditatie, ontwikkeld door de operazanger Krebs. De taalklanken werden in handen, met vingers, in voeten, overal in het lichaam gevormd en innerlijk gehoord. Beginnend met de voeten in zeven zones van het lichaam opwaarts voortgaand. De opvolgers van Mailander adapteerden dit en begonnen bij het onderste chakra van de wervelkolom, zich meer baserend op de Indische yogapraktijk. De energie werd een slang die onderlichaam, hart en hoofd verbond, waarbij het hart het centrale orgaan was. Wij kennen veel van deze driedeling in schetsen van Steiner als stofwisselings-pool, ritmisch systeem en zenuw zintuig pool, verbonden middels een lemniscaat.
Kernings traditie werd voortgezet door zijn leerling Karl Weinfurter (1867-1942) en daarvoor Karl Kolb. Kolb beschreef de methode; "The Rebirth, the inner true Life", ook wel bekend als "The Letterbook" (Kolb, 1857). Dit werk werd als anti-kerkelijk opgevat, daar de auteur de kerk beschuldigde dogma's te onderwijzen en niet het innerlijke leven te bevorderen. Een innerlijk levende religie zou moeten worden onderwezen door middel van de letter beoefening. De auteur stelt voor dat ieder schoolgaand kind vanaf de leeftijd van zeven een uur per dag deze oefeningen zou moeten doen, alleen zo zou het innerlijk levende woord gewekt kunnen worden. Alleen op denkniveau religie leren zou eerder schadelijk zijn. Een herkenbaar principe in de Waldorf pedagogie waar bewegen en euritmie worden geïntegreerd in het leren. Het hele lichaam vanaf de voeten en handen opwaarts naar het hoofd toe moest er in betrokken worden: wil, gevoel en denken gebruikende.
Via Weinfurter werd Eckstein ingewijd en via Eckstein Rudolf Steiner. Weinfurter schreef vooral over mystiek en yoga. Zijn bekendste werk is "Der Brennende Busch. Der entschleierte Weg der Mystik" (Bietigheim, 1930)
Sommige leerlingen van Mailander, waaronder Meyrink (1868-1932), die zijn geïnitieerde opvolger was verlieten de methode Kerning, of zagen het als schadelijk voor hun gezondheid. Meyrink werd later Mahayana boeddhist. Het is niet voor niets dat bij de later ontwikkelde heileuritmie is voorgeschreven dat een arts moet aangeven wat dient te gebeuren. Verder dat een serie klankoefeningen slechts een beperkte tijd (6 weken) intensief beoefend mag worden, waarna een periode rust en geheel niet oefenen, om het juiste effect gecontroleerd te laten nawerken, alvorens nogmaals een oefenperiode te laten volgen. Wat transformerend in het lichaam kan werken kan genezend zijn, maar ook schaden als men niet het juiste doet. Dit geldt evenzeer voor de in te zetten middelen met meditatie. Hoe te beoefenen is een kwestie van "skillful means", alleen datgene doen waar men baat bij heeft. De kunst is zodanig met de eigen organisatie in contact te komen dat men dat kan aanvoelen en beoordelen. Hetgeen ook betekent dat soms een leraar, die daar zicht op heeft een noodzakelijk ingrediënt is, net zoals de arts voor een zieke. In al deze vormen van meditatie, yoga of heil euritmie, geldt geen "baat het niet dan schaadt het niet". Dit kan nog eens geïllustreerd worden met het verschijnsel, dat veel opleidelingen in de euritmie ergens in hun tweede jaar "ziek" werden aan een latent aanwezige zwakte in het lichaam, die eerst aandacht vereiste. De beoefening bracht dit naar buiten, het lichamelijke probleem moest opgelost worden, alvorens men goed verder kon met de opleiding. Iedereen kan wel inzien dat een tot dusverre minimale verschuiving in de wervelkolom, ten gevolge van een ongeval in de kindertijd, waar men nooit eerder last van had, bij intensieve belasting van het lichaam wel steeds hinderlijker kan worden en dat zoiets behandeling behoeft. Voor andere interne erfelijke zwakten in het functioneren van de organen geldt dat evenzo: de euritmie en "taalklanken"-beoefening grijpen in via het etherische in het fysiek organische. Eenzelfde gegeven is van toepassing op de werking van muziek. Onze oren staan altijd open, voor heilzame klanken en voor schadelijke. Een extra op het lichaam gerichte meditatieve benadering zal die werking op ons welbevinden in positieve of negatieve wijze versterken.
Via Weinfurter werd Eckstein ingewijd en via Eckstein Rudolf Steiner. Weinfurter schreef vooral over mystiek en yoga. Zijn bekendste werk is "Der Brennende Busch. Der entschleierte Weg der Mystik" (Bietigheim, 1930)
Sommige leerlingen van Mailander, waaronder Meyrink (1868-1932), die zijn geïnitieerde opvolger was verlieten de methode Kerning, of zagen het als schadelijk voor hun gezondheid. Meyrink werd later Mahayana boeddhist. Het is niet voor niets dat bij de later ontwikkelde heileuritmie is voorgeschreven dat een arts moet aangeven wat dient te gebeuren. Verder dat een serie klankoefeningen slechts een beperkte tijd (6 weken) intensief beoefend mag worden, waarna een periode rust en geheel niet oefenen, om het juiste effect gecontroleerd te laten nawerken, alvorens nogmaals een oefenperiode te laten volgen. Wat transformerend in het lichaam kan werken kan genezend zijn, maar ook schaden als men niet het juiste doet. Dit geldt evenzeer voor de in te zetten middelen met meditatie. Hoe te beoefenen is een kwestie van "skillful means", alleen datgene doen waar men baat bij heeft. De kunst is zodanig met de eigen organisatie in contact te komen dat men dat kan aanvoelen en beoordelen. Hetgeen ook betekent dat soms een leraar, die daar zicht op heeft een noodzakelijk ingrediënt is, net zoals de arts voor een zieke. In al deze vormen van meditatie, yoga of heil euritmie, geldt geen "baat het niet dan schaadt het niet". Dit kan nog eens geïllustreerd worden met het verschijnsel, dat veel opleidelingen in de euritmie ergens in hun tweede jaar "ziek" werden aan een latent aanwezige zwakte in het lichaam, die eerst aandacht vereiste. De beoefening bracht dit naar buiten, het lichamelijke probleem moest opgelost worden, alvorens men goed verder kon met de opleiding. Iedereen kan wel inzien dat een tot dusverre minimale verschuiving in de wervelkolom, ten gevolge van een ongeval in de kindertijd, waar men nooit eerder last van had, bij intensieve belasting van het lichaam wel steeds hinderlijker kan worden en dat zoiets behandeling behoeft. Voor andere interne erfelijke zwakten in het functioneren van de organen geldt dat evenzo: de euritmie en "taalklanken"-beoefening grijpen in via het etherische in het fysiek organische. Eenzelfde gegeven is van toepassing op de werking van muziek. Onze oren staan altijd open, voor heilzame klanken en voor schadelijke. Een extra op het lichaam gerichte meditatieve benadering zal die werking op ons welbevinden in positieve of negatieve wijze versterken.
Er werd in de loge in Berlijn geen tantra beoefend, zoals men heden wel ten onrechte er van maakt. Dit wordt duidelijk in de levenswijze van Kellner, die tot in zijn intieme relatie met zijn echtgenote deze beoefening praktiseerde, echter duidelijk een verder abstinente instelling hanteerde. (Baier, 2018). De yogische intentie is dat alle handelingen met het lichaam doordrongen worden van een hoger doel tot uiteindelijke belichaming van het goddelijke in de mens. Zodat men niet apart mediteert en elders weer geen controle heeft over driften, emoties en lichamelijke functies. De meditatie praktijk was voor de hoogste graden. Of de deelnemers aan de Mystica Aeterna "beginners rituelen" deze meditaties geleerd hebben is niet duidelijk. Een beginner kon ook ineens tot hogere graden worden toegelaten, al naar ervaring met meditatie. (Eckstein is een voorbeeld van een onmiddellijke toestemming tot de hoogste graden, hetzelfde zal voor Rudolf Steiner het geval geweest zijn als leider van de loge). Later kwam door Aleister Crowley in de Verenigde Staten een andere richting in de OTO logen, meer een accent op de magie, waar Rudolf Steiner mogelijk afstand van wilde nemen als minder zuiver.
De gevolgen van het beoefenen van yoga en meditatie zijn uiteindelijk de siddhis, zoals helderziendheid: men wordt aangemoedigd daaraan niet te veel aandacht te besteden. Het kan een laatste mogelijke afleiding op de weg naar bevrijding worden. Dit betekent dat alle visionaire ervaring als een oer-denkactiviteit zijn, iets om van te leren hoe de geest werkt. Niet als te reële fenomenen te beschouwen. Visioenen zijn een transitionele werkelijkheid. De waarnemer is het uiteindelijke doel voor transformatie. naar binnen toe, en niet alle mooie visionaire denk fenomenen die men naar buiten kan projecteren. Dat is de laatste stap, waar de yogi nog wel eens aan blijft hangen.
Steiner moest betalen voor de overdracht van de geheime vrijmetselaren leer en rituelen, hetgeen hij deed door alle theosofische leden verplicht ook lid te laten worden van deze loge. Steiner bewoog zich net als Waite van de op oosterse wijsheid georiënteerde theosofie naar christendom en rozenkruisers leer (welke laatste berustte op de mystieke islam uit het midden oosten). Dit werd wellicht mede beïnvloed door de Duitse leden van de theosofische vereniging, die alles wat uit de hindoe religie stamde als een eerdere en daardoor "lagere" ontwikkeling van de mensheid zagen in het kader van de toen gangbare rassenleer, waar Blavatsky ook over schreef. De rangorde van de geestelijke ontwikkelings-en cultuurperioden vindt men ook bij Steiner. Vandaag de dag wordt een teruggrijpen op oude wijsheid als bron niet als een "minder ontwikkelde" trede van een cultuur gezien! De superioriteit van wat later kwam ten opzichte van het oudere wordt niet meer zo beleefd. Eerder omgekeerd, hebben we nu het idee dat veel oude wijsheid nog steeds een essentiële bron is voor ons spiritueel verarmde moderne leven. De gewoonte van een latere religie is veelal de overname van allerlei elementen uit de oudere religie, oude goden krijgen andere namen en men zet zich af tegen de eerdere vorm als minder zuiver, gedegenereerd (zelfs demonisch!). Vervolgens start er vervolging en een strijd om de zeggenschap. Dit alles heeft weinig van doen met het oorspronkelijke idee van een spirituele evolutie van de mensheid op aarde.
In Steiners opvatting over de alchemistische inwijdingsstadia (zoals beschreven in het boek van Atwood, men mag aannemen dat ook dit werk hem bekend was), komt hij interessant genoeg niet tot een God, zoals Waite deed, maar tot een hogere vorm van het zelf. Hierin bleef Steiner de mystieke leer van de alchemistische transmutaties nog wel trouw en bracht dit in overeenstemming met een soort christendom dat zich niet baseerde op christelijke doctrines van de relatie tot een (externe) schepper Godheid. In een authentieke vorm beschrijft hij de mystiek van de opstijgende ervaring en ontmoeting met een hoger wezen, als een deel van het zelf dat niet geïncarneerd is, maar achter beef. Daarin komt Steiner overeen met de inzichten van Jung, dat het alchemistische werk het zelf als einddoel had. Bij Steiner het verwezenlijken van het hogere zelf in het aardse zelf als de verlichte mens. Door hem genoemd de Christus-mens. Dit wordt reeds in de leer van Kerning gehanteerd, zoals beschreven in het "letterboek": de verwerkelijking van "de zoon" vindt plaats in de mens. (in het letterboek wordt dit uiteengezet in een tekst die voornamelijk uit bijbel citaten bestaat, dat was in die eeuw het referentie boekwerk. Lastig leesbaar voor de moderne mens, maar de portee is absoluut duidelijk). Het idee van de wederkomst van Christus in het etherische werd ook door Mailander gehanteerd, die deze leer volgde.
Het is opmerkelijk, als men er van uit gaat dat de individualiteit van de Christusfiguur uniek is. Men kan het niet worden, terwijl men wel een Bhodhisattva of een Boeddha kan worden uiteindelijk. Bij dit soort verwerkelijking is de individualiteit overstegen, het is een zijnstoestand. Zo is de gedachtegang dat Christus een zijnstoestand is wellicht revolutionair geweest, vergde loslaten van de historische figuur. In de oosterse visie is Christus een groot Bhodhisattva en valt Steiners idee goed te begrijpen. Het derde deel van het "letterboek" steekt een pleidooi af voor deze opvatting van de Christus, aan de hand van vele passages uit de bijbel. (Deel 1 is een introductie, deel 2 voornamelijk de methode van de letter beoefening, deel 3 het resultaat, doel voor de mensheid op aarde). De essentie door alle bijbel quotes heen is helder: niet alleen door studie, maar door oefening (met het hele lichaam) bereikt men het doel.
Verder schrijft Merkur dat Steiner de romantische traditie van Schelling volgde met overte discussie van metafysische onderwerpen, verkozen boven de praktijk van het beoefenen van de "ecstasies". (in moderne taal vertaald: "de ervaringen in meditatieve absorptie").
Deze visie van Merkur lijkt zeker te kloppen: Alle kennis van de inwijdingsrituelen van de loge stroomde uit in Steiners vele voordrachten, waar het werd verteld als de vrucht van zijn persoonlijke helderziende waarnemingen. (Steiner, 1913, 2001). Men zou kunnen stellen, als de vrucht van zijn eigen meditatieve inzichten (Steiner noemt dit Geistsschau of helderziendheid) en het doorwerken in het kader van de kennis die hem werd overgedragen binnen de traditie van de Loge en die hij zelf vergaarde aan de hand van theosofische publicaties betreffende oosterse systemen.
Het vreemde is dat de praktijk van de inwijdingen en het bevorderen van ervaringen in de geest van de leerlingen, werd vervangen door de Geistesschau van Steiner zelf (de leraar/leider van de loge). Het is ongebruikelijk dat een spirituele leraar over de eigen ervaringen spreekt. De focus is traditioneel op de leerling, die op het eigen proces gericht moet blijven en die niet precies hoort te weten wat de leraar, die hem ver vooruit is, allemaal kan. Integendeel doen de leraren het zo voorkomen dat ze juist dichtbij zijn, teneinde het zelfvertrouwen van de leerling te bevorderen. De leerling merkt later vanzelf als hij zover is, wat de capaciteiten van de leraar zijn, namelijk wanneer hij meer "gelijk" komt door het visionaire niveau te delen. Op dat moment is de herkenning er en dat is volgens de traditie een ingewikkelde situatie, waarvoor men in de eigen geest "toestemming" vraagt en als het ware zich innerlijk verontschuldigt zich zo te "verheffen" tot het niveau van de leraar, die dan uiteraard toestemming geeft! Dit is een dialoog in de geest van de leerling en geen normaal gesprek. De leraar blijft leraar, maar de leerling komt tot het eigene en wordt volwassen en autonoom. Een onderwijs waarin geestelijke inhouden van leraar en leerling kunnen worden uitgewisseld als ware het een gedachten-inhoud gesprek en een gedeelde visionaire ervaring, is het niveau van de mentale transmissie. In een internet publicatie van Richard Cloud (2017) wordt beschreven dat zulks in de groep van Alois Mailander, zeker bij diens leraar Prestel het geval was. (mentaal projecteren, zodat anderen dat waar namen als visioen). Er valt veel over te zeggen, wat er simpel gezegd op neerkomt dat er een grote verbondenheid met de wereld mogelijk is waar de grenzen van het ego en de persoonlijkheid overstegen worden. De leerling kan alleen in een diep devotionele houding tegenover de leraar en door een "offer" van iets van het zelf te schenken (in het boeddhisme genoemd de fijnste essentie van het hart) bevrucht worden door de geest van de meester, die iets terug giet in de leerling, die in zichzelf eerst ruimte gemaakt heeft door te geven. Een logische uitwisseling, want ontvangen kan pas als men niet te vol zit met het eigene. Men ontvangt door eerst te schenken.
Op alle niveaus in Azië heel gebruikelijk. De bevolking werd enorm onrustig toen de communisten in een Zuidoost Aziatisch land, de monniken verboden te "bedelen" met hun kommen. De beoefening van de leken was het geven (van voedsel), zodat de mediterenden hun gave konden omzetten in hun lichaam tot Boeddha kwaliteiten en de gevers daarvan mede profiteerden. Het verbod moest worden teruggedraaid want de maatschappij raakte te veel ontwricht. Ook daar is de lichamelijke transformatie (van voedsel, materie) tot een verlicht lichaam in meditatie heilig.
De meeste teksten uit de boeddhistische wijsheid zijn vooral handleidingen hoe te mediteren, hoe de juiste zienswijze te hanteren, meer dan een filosofische leer. Ze zijn ook de neerslag van de ervaringen van vroegere meesters. Wijsheid staat nooit los van methode, de praktische beoefening. Steiner laat na zijn werk in Berlijn, deze praktische kant vooreerst weg. Geen nadruk op een praktijk van meditatie, maar later een praktijk van kunst en werkgebieden als toepassingen van zijn eigen inzichten. De inzichten van zijn volgelingen moesten dan via de kunsten en in het werkzaam zijn in de wereld met de tijd wellicht na groeien. De weg van meditatie, zoals o.m. beschreven in "Wie erlangt mann Erkenntnisse der höheren Welten" (Steiner, 1935) werd niet door allen bewandeld.
DE VIER STADIA VAN ATWOOD
Het boek van Atwood beschrijft in allegorische taal het inwijdingsritueel in vier stadia, genoemd de "ecstasies". Beginnend met de doodservaring, "ecstatic death". (het Nigredo in de alchemie).
Dit is bij de boeddhisten bekend: bij een sterke concentratie beoefening kan het bewustzijn ineens "omslaan" waarbij de vertrouwde externe realiteit vervangen wordt door een interne werkelijkheid van de geest. Voor wie daardoor onvoorbereid verrast wordt, kan dit moment sterke angst oproepen te sterven. Van een rustig geconcentreerd en in controle zitten, wordt men in een tel van de voeten geveegd en heeft men aanvankelijk geheel niets te zeggen over de krachten en energieën die hier werken. Het wordt "trekchöd" genoemd, het doorbreken van het harde lichaam. Men kan op dat moment niet meer terug.
Boeddha zelf heeft gewaarschuwd dat men gek kan worden. Hij omschreef de ervaring zo: wanneer men op een hoge en nauwe bergpas komt, op het moment van passeren, komen plotseling van links en rechts twee moordenaars, men kan niet meer wegkomen uit de situatie.
Er zijn vele geschiedenissen bekend van yogi's die "gek" geworden zijn, die dit soort ervaringen niet meer konden integreren binnen het normale functioneren in de wereld.
Het hoeft niet altijd met een doodservaring te gebeuren. Er zijn daartoe methoden ontwikkeld, om er stapsgewijs naar toe te groeien en om de overgang minder dramatisch te laten verlopen. Maar het moment van omslag blijft, er is geen continuüm van het gewone naar het visionaire. (Het is er opeens) Dat is ook goed, want men moet het onderscheid kunnen maken tussen deze modaliteiten. Enige bekendheid met de fenomenen door studie kan helpen de ervaringen te plaatsen en ten goede te gebruiken. De overschakeling van een bewustzijn gericht op de externe realiteit naar een absorptie in de innerlijke geestelijke realiteit kan men leren voltrekken. Het uiteindelijke doel van meditatie beoefening is tot een integratie van deze twee realiteiten te komen. Als het door elkaar heen loopt zonder integratie en zonder onderscheid en begrip, zou men in waanbeelden verkeren en psychotisch zijn.
Hier wordt wel het beeld gebruikt van de zwaan die melk en water van elkaar kan scheiden. Zover "ecstatic death".
In Bijbelse taal: "en ik raakte in vervoering en zag...".
Wat hierop volgt is een ervaring van een-zijn met wat zich buiten onze identiteit bevindt. Genoemd "communion with the intellect of nature". (Stadium twee van de ecstasies). Wat in ons is, blijkt evengoed buiten onze afgrenzing te bestaan. In de oorspronkelijke verwoording van Atwood: "A nature primarily vital which is also formless, indestructible and immortal is made manifest and imparted through arcane and blessed visions". (Het etherische wordt ervaren).
Nadat men buiten de grenzen van het lichaam is, komt in deze allegorische taal: "Flight of the disembodied soul", (Stadium 3). De energieën van de levenskracht, kunnen ons transporteren in de ruimte. Het bewustzijn krijgt vleugels en ontdekt niet langer gebonden te zijn aan de locatie van het fysieke lichaam, maar evengoed aanwezig te zijn in de ruimte die niet wordt ingenomen door de fysieke begrenzing van het lichaam. Opmerkelijk in deze geestestoestanden is het vermogen getuige te zijn van de situatie, er blijft een innerlijke dialoog, er zijn observaties, vragen, initiatieven en wilsbesluiten, conclusies. Men heeft de positie van een ontdekkingsreiziger op nieuw terrein, een leerling die een nieuwe les gepresenteerd krijgt en daar interactief in betrokken is. Tegelijk voelt het ook vertrouwd, alsof men het altijd al wist en zich nu weer herinnert. Het ene stadium (van de 4 stadia) volgt op natuurlijke wijze op het andere.
De "flight of the disembodied soul" die opstijgt met een expansieve vlucht in de ruimte, wordt al snel gestopt door een visioen, de ontmoeting met een andere verschijningsvorm, een hoger wezen. In Bijbelse teksten ontmoet men God, de hoogste, in de boeddhistische leer een op een Boeddha lijkend hoger wezen, een verschijningsvorm die hoger staat dan wijzelf en toch op mysterieuze wijze bij ons hoort. Het wordt ook wel zo ervaren dat men gestopt wordt in de trant van "tot hier, niet verder" en daarna teruggestuurd wordt naar het bestaan op aarde. Wij ontmoeten schijnbaar buiten onszelf iets wat toch met onszelf te maken heeft, met onze oorsprong, met onze toekomst. Een oerbeeld, een archetype bij Jung, een hogere vorm van het zelf bij Steiner (het hoogst haalbare wat verwezenlijkt kan worden voor de mensheid in deze cyclus van bestaan op aarde). In het boeddhisme genoemd: "de niet geborene".
Men realiseert zich de verbondenheid in een geestelijke uitwisseling waarbij men zich uiteenzet met dit fenomeen, wetend "dat ben ik ook", waarna men vervolgens omkeert, terug naar het eigen zelf en startpunt in het fysieke lichaam, waarmee de verbinding niet verbroken was. (Bij daadwerkelijk sterven is de verbinding van de levenskracht verbroken, kan men niet terug en zal men opnieuw naar een volgende incarnatie gaan. Derhalve is dit hele gebeuren een "ecstasy", een visionaire ervaring van sterven). De terug gekomene werd ook wel de "tweemaal geborene" genoemd na dit soort inwijdingsrituelen.
Steiner voegt de indeling etherisch niveau, astraal niveau en ontmoeting met een hoger ik in bij stadium 3: flight of the disembodied soul, als een opstijgende ervaring door deze niveaus heen. Op ervaringsniveau is men door de werking van de energieën en de waarneming van de beelden in de krachten van het etherische en is de theoretische indeling minder een herkenbaar gegeven. De ervaring is intensief en gaat met grote snelheid. De geest werkt op topniveau! Bij andere vormen van meditatie dan deze inwijdings-ervaring kunnen deze niveaus wel duidelijk en helder onderscheiden worden.
Het bewustzijn heeft een ruimtereis gemaakt en daalt weer in, waarbij het lichaam met de blik vanuit de ruimte als een huls gezien wordt, een "vaas" waarbinnen de energieën in vorm van de elementen opnieuw incarneren (dit visioen is stadium 4 in het oorspronkelijke werk). Uiteindelijk dooft de visionaire waarneming uit en wordt vervangen door de gewone zintuiglijke oriëntatie op de externe realiteit. Het lichaam krijgt weer zijn compacte materiële vorm. Stadium vier is het meest mystieke, waarin opnieuw de etherkrachten zich met de elementen in een fysiek lichaam verbinden. "Hylic substance" (materie) wordt gevormd, tijdens de afdaling naar het aarde lichaam. Dit laatste visioen wordt afgebeeld door de warme rode gloed in de buik: het rood van de zonsopgang ziet men bij de Zen scholen in afbeeldingen van een mediterende boeddha.
Zowel de opstijgende reis naar de kosmos, als het vermogen weer de weg omlaag te gaan, hebben wij te danken aan de energieën die "Lucifer" ons geeft in het etherische bereik. De visioenen over onze oorsprong en toekomst hebben wij aan deze dynamiek van Lucifer te danken.
"Communion with the intellect of nature", met datgene wat zich in de materiële wereld om ons heen bevindt hebben wij te danken aan de krachten die Steiner als de werking van Ahriman benoemt. Zonder deze oriëntatie op een wereld zouden wij in een droomtoestand van onze innerlijke visionaire waarneming blijven, inderdaad een soort prachtig paradijs. Eerst stortten wij neer in de evolutie en vervolgens mogen wij ons uiteenzetten met een fysieke realiteit en wereld.
Doel van deze inwijdingservaringen is altijd geweest deze twee werelden te verenigen. Het bewustzijn van de ene realiteit te behouden in de andere. Dat is het werken van de ingewijde, de Nirmanakaya, die in de incarnatie van het aarde lichaam leeft. Steiner noemt dit het hoogst haalbare doel voor de mensheid op aarde, afgebeeld in zijn Christusfiguur in de Statue. Dat dit centraal stond in zijn antroposofie is duidelijk door de oorspronkelijke plaats die aan dit beeld was toebedacht in het oude Goetheanum: Centraal als achtergrond op het toneel. Daarvoor zou dan de euritmie plaatsvinden.
Merkur onderzoekt wat deze drie esoterici met de kennis van Atwood's boek hebben gedaan en stelt dat een ieder de leer heeft aangepast aan eigen voorkeuren. Steiner, die grootmeester was van de vrijmetselaren loge in Berlijn koos voor de dualiteit. Hij vatte de ontwikkeling in de inwijding samen in de twee aspecten van Ahriman en Lucifer. In de oorspronkelijke leer was dat Union with the intellect of Nature (Ahriman), ook wel "Extrovertive Union" genoemd en daarna: "Introvertive Union", het indalen en het waarnemen van zichzelf in de Sambhogakaya vorm, (het lichtlichaam) in de fysieke vorm van de Nirmanakaya. De toekomstige mens kan niet gerealiseerd worden zonder dat wij de beschikking hebben over de krachten van Ahriman en Lucifer. Wie deze krachten slechts negatief ziet doet zichzelf en zijn eigen mogelijkheden tot ontwikkeling te kort.
SAMENVATTEND
Wat levert de contemplatie van Steiners Statue ons op, wanneer men zich over een gevoel van afkeer heen kan zetten betreffende de negatief beleefde tweeheid? Op een basaal niveau de beoefening van "het midden houden" tussen de tendensen in het emotionele leven. Daarmee bevinden we ons op het terrein van de voorbereidende oefeningen.
De volgende stap is het gebruik leren maken van de krachten in positieve zin, namelijk een dynamische meditatie met het zelf en de ruimte. Met als einddoel de verwerkelijking van de Christus-mens, het incarneren van het hogere zelf in het aardse deel van het zelf. Dan verschijnt inderdaad het stralende gezicht van de toekomstige mens voor het eigen geestesoog, alsof men in een spiegel kijkt. Deze instructies en fenomenen zijn ook door oosterse meditatieleraren (die niet christelijk waren) nauwkeurig beschreven. De kennis die in de vrijmetselaren leer aanwezig was is geen eigendom van welke traditie dan ook, zij het boeddhistisch, soefisch, christelijk, joods of andere esoterische richting. Iedere traditie zoekt zijn eigen verklaring, terwijl de visionaire fenomenen toch voor allen dezelfde blijven. Een goed voorbeeld is het waargenomen fenomeen van een engel als plotseling zich openbarend visioen in de christelijke, joodse en ook islamitische cultuur. In de oosterse culturen noemt men dit "luchtreizigers", die razendsnel te hulp kunnen komen aan de mediterende. (genoemd dakini, net als elders niet vrouwelijk, niet mannelijk, maar vaak wel als vrouwelijk wezen gezien). Rudolf Steiner maakt een zeer interessante nieuwe naam voor dit verschijnsel in zijn esoterische Klassen Stunden tekst: namelijk "Willenszauberwesen". Hierdoor ziet men dat hij de ervaring erkende als een eigen activiteit van de wil in meditatie. Men creëert wat men waarneemt, het is de eigen activiteit die de waargenomen visioenen schept. Daarnaast bleef hij spreken over engelen en hiërarchieën als hogere wezens en kan men dit misverstaan als een externe realiteit. Het is een ervaringskennis die altijd in deze wereld aanwezig geweest is en zorgvuldig overgedragen van generatie op generatie leraren. Eerst uiterst geheim en een-op-een, uiteindelijk breder en niet langer verborgen. Het fenomeen van een lichtwezen is niet specifiek christelijk, eerder past de figuur van Christus in een lijn van hoog gerealiseerde mensen van de oudheid af aan tot aan deze tijd. Het hoogst bereikbare doel was ook vóór Christus de transformatie van de verduisterde omhulsels tot het stralende lichtwezen. De hoogst bereikbare realisatie is die van het regenboog lichaam na het overlijden. Alle elementen van het fysieke lichaam omgezet in regenbooglicht, geen fysieke overblijfselen behalve lege kleding, haren en nagels. De meester wordt ingenaaid in een tent, die pas na een week geopend mag worden. Een enkele keer stopten de leerlingen dit oplossen van het fysieke lichaam in de etherische elementen, zij wilden "iets" van het fysieke overhouden om te cremeren als relikwie. Wat zij aantroffen was een ineengekrompen restant lichaam ter grootte van een zeer klein kind: het proces was nog niet voltooid. Dit wordt een gedeeltelijk gerealiseerd regenbooglichaam genoemd, in de afgelopen eeuw ook nog meerder keren gedocumenteerd; het komt vandaag de dag nog steeds voor bij yogi's en meesters die tientallen jaren intensieve meditatie praktiseerden.
Zonder instructie hoe met deze krachten in ons om te gaan, zal men wellicht de weg niet kunnen afleiden door naar de Statue alleen maar te kijken; dan vervalt men makkelijk in de negatieve gevoelens tegenover de twee soorten "duivels". Er is meer voor nodig, zoals bijvoorbeeld voorzien was door de overdracht van een goede meditatieleraar, maar vooral ook een leerling die besloten heeft met volle inzet zijn weg te gaan. Klassiek zijn er mooie benamingen voor zoals een "stream winner". Eenmaal in beweging gekomen voert de stroom ons verder naar het doel.
Steiner heeft een keuze gemaakt voor omzetting van de oorspronkelijke inwijdingsleer die zich alleen in meditatieve absorptie kon voltrekken, naar een halve veruiterlijking in kunst die men kon aanschouwen. Daarnaast koos Steiner voor het openlijk bespreken van alle inhouden uit de geheime leer, meer dan voor de rituelen en geestelijke overdracht op leerlingen. (N.B in de kring van Mailander was sprake van geestelijke overdracht!). Of hij tijdens zijn leiden van de loge in Berlijn wel gericht was op de eigen ervaring van de leerlingen is voor mij een onbeantwoorde vraag, daar degenen die dat ondergaan hebben daar zeker niet over gerept zullen hebben. Dit soort zaken speelt zich af tussen de geest van de leraar en de geest van de leerling en dient daarbinnen te blijven. Over de theorie mag men het hebben, over de precieze eigen ervaring zwijgt men. De impressie van Steiner is dat hij vooral alles wilde uitleggen en inpassen in een totaal filosofie, genoemd pan-sofie (die de antroposofie moest gaan worden), meer dan het ontwikkelen van een goede methode met meditatie instructies. Hij was meer filosoof dan meditatie leraar.
Deze inwijdings ervaringen (ecstasies) zijn het basispatroon waarop alle formele meditatieoefeningen geënt zijn: men volgt een natuurlijke mogelijkheid van de geest om zich in beelden en ervaringen kennis eigen te maken, omtrent onze situatie in de wereld. Wijsheid ontwikkelen heet het in de oosterse tradities, meer dan kennis in onze westerse wetenschappelijke zin. Voor deze weg zijn er de "gebruiksaanwijzing-boeken", die de methode aanreiken. Er zijn geen "resultaat-boeken" die vertellen hoe mens en wereld in elkaar steken. Daar moet men via de methode toepassen nu juist zelf aan werken. De analogie met een exacte wetenschap is ook op zijn plaats, naast die van een kunst. Men volgt de stappen van een wiskundige bewerking en komt dan tot de oplossing van de vraagstelling of van de som. Zo zijn de werken opgeschreven om mensen te instrueren hoe men het kan aanpakken. Het is niet mogelijk de transmutatie in de geest van de leraar of ingewijde onmiddellijk zelf ook over te nemen. (En al helemaal niet door in van allerlei uitleg mee te denken, het is ervaringskennis en geen filosofie!). Men krijgt methode aangereikt en al naar toepassing kan men dan wel deelhebben aan de verworvenheden van de geest van een spiritueel ervarene, maar pas nadat men zelf geestelijk actief werd. Het toegangskaartje blijft zelf doen. (in de leer genoemd: "to perform", is de leerling in staat de aanwijzingen te voltrekken in eigen geest?). Het conceptuele begrijpen is een afsluiten van de openheid om te kunnen ervaren en in een proces te komen. Na de ervaringen is het zaak dit innerlijke verwerken niet te stoppen in conceptueel begrijpen, maar zich te laten uitwerken, vaak over vele jaren. Op die manier wordt er "getransmuteerd" in de geest en langzaam (eigen individuele) wijsheid gevormd als vrucht. (Het zogenoemde gesloten vat van de alchemie, het mag niet naar buiten gaan, van buiten mag er niets inkomen, het moet in zichzelf tot rijping kunnen komen). Men kan wel aanvoelen dat dit soort ervaringen naar de externe realiteit brengen een risico is, dat men dan juist de kostbare energie van de innerlijke beelden zal verzwakken. Het mag juist geen "externe realiteit" worden. Geen beschrijving, geen afbeelding, alleen de naar binnen gerichte kracht van de transformatie vertrouwen is het advies. Dit is de kern van de transformatie van het zelf bij Jung; de kern van het gebod geen afbeeldingen van God te maken in het oude testament, de innerlijke levende beelden niet te veruiterlijken. Het is de essentie van het advies er over te zwijgen. Meditatie leraren zijn er als de kippen bij om iedere neiging van een leerling om de "verkeerde' kant op te gaan in de kiem te stoppen.
WAAROM STEINERS ANDERE KOERS?
Steiner maakte na zijn Berlijnse periode steeds meer een draai naar de openbaarheid via de kunsten. Ook door zijn vele lezingen, werd het een brede vertaling naar aanwijzingen voor werkgebieden. Pas in de laatste jaren van zijn leven kwam hij tot het schrijven van de klasse uren als lesmateriaal voor mantra meditatie. Ook dit was weer een vertaalslag van de kennis van de esoterische leer naar taal, tekst, uitleg in woorden. De persoonlijke geestelijke overdracht in het onderwijzen lijkt niet zijn weg geweest te zijn. Mogelijk was het zijn plan met de hogere klassen die niet meer geschreven werden omdat de tijd daarvoor ontbrak in Steiners leven. Of Steiner schatte de talenten van zijn leerlingen op dat moment anders in en vond een geleidelijke weg beter, via werken met zijn aanwijzingen voor werkgebieden.
Was hij van koers veranderd doordat Duitsland de eerste wereldoorlog in ging? Dan zou de analogie met de verbijstering na de tweede wereldoorlog en het verlaten van de kerk en het geloof van toepassing zijn. Door een oorlog geen esoterisch onderwijs meer zoals in de loge gebruikelijk. Men mag aannemen dat een spirituele leraar niet zomaar zijn tas aan de wilgen hangt. Was hij teleurgesteld in zijn leerlingen? Kan zoiets de reden zijn dat deze weg rigoureus werd afgesloten en de deur naar deze voorloper van de antroposofie voor leden en latere generaties dicht bleef? (geen rituelen en inwijdingen meer). Men hoort slechts over het verlaten van de theosofische vereniging, terwijl het verlaten van de positie als grootmeester van de loge nooit genoemd wordt. Weg uit Berlijn wegens de oorlog, maar waarom weg van een methode? (En wat was precies zijn methode in de jaren tussen 1905 en 1913 in die loge in Berlijn?) Een uiterlijke reden was de hervestiging in Zwitserland en de wens tot het bouwen van het Goetheanum. Men wilde geen verdenkingen van de autoriteiten omtrent geheime genootschap bijeenkomsten. Het enige antwoord was in Dornach steevast: "Oosterse dingen zijn slecht voor Westerse mensen, heeft Steiner gezegd", zonder dat kon worden uitgelegd hoe dat zat. Wellicht berust deze uitspraak, als Steiner die inderdaad ooit gedaan heeft, op zijn ervaringen tijdens zijn tijd in de loge? De praktijk aldaar lijkt vanuit huidig perspectief meer op een synthese van vele stromingen. De zogenoemde "hindoe-tantra" kan bedoeld zijn in de loge, want tantra is een brede verzamelnaam voor vele praktijken: yoga, rituelen, mantra recitatie, kunstbeoefening. Men kan zeggen dat de alchemie tantra is. Men volgt een methode van handelingen waardoor lichaam en geest meer samen komen, mens en kosmos verbonden raken. Men "weeft" de samenhang, de verbinding. Voor de Wener occultisten met hun bijzondere yoga en spraakklank beoefening voor de hoogste graden en de inner circle, zou heden de euritmie (en wellicht de spraakvorming ook) daar het dichtste bij komen. Het zelf beoefenen van euritmie. Het opvoeren op het toneel is weer een ander vraagstuk, evenals het toeschouwer zijn van de euritmie als toneelkunst, omdat door iets uiterlijk (zichtbaar) te maken er in de oriëntatie op het eigen innerlijk van de toeschouwer en wellicht ook van de uitvoerende noodzakelijkerwijs iets van de transformerende kracht verloren gaat.
Het spirituele erfgoed is van de hele mensheid, er is geen verschil tussen oosterse en westerse mensen. Wij zitten allen in dezelfde ontwikkeling hier op aarde.
Met de oude inwijdingsstadia kreeg men een schot voor de boeg, een ingrijpende ervaring en daarna is veel tijd nodig om na te groeien.
De route via studie, toepassen van aanwijzingen is ook een zeer langdurige, eer men tot deze soort (visionaire) mediatieve ervaringen zou komen (wat Steiner Geistesschau noemde). Ze staan nu eenmaal aanvankelijk haaks op het gewone bewustzijn. Het kan voor een individu moeilijk zijn het eigen normale bewustzijn te (onder-)"breken" zodat die andere visie er even tussen kan komen. De zen boeddhisten hebben de methode van de onverwachte klap met een stok. Andere disciplines weer andere manieren om iemand even van de wijs te brengen. Leraren met een krachtige geest weten het tot stand te brengen door hun aandacht op de leerling te vestigen, waardoor deze ineens actief zijn kansen grijpt.
Moge een ieder de avontuurlijke ontdekkingsreis van het bewustzijn aangaan! Daarbij alles wat gegeven is aan energieën in onze constitutie ten volle gebruikend. Ook Ahriman en Lucifer, al zijn het misschien geen aantrekkelijke benamingen.
In andere systemen wordt het soms wat neutraler verwoord: Zoals "space cycle" en "mind-cycle" in de dzogchen leer. Onderwijzingen gegroepeerd in ruimte leringen en geest leringen. Zowel de ene weg als de andere leidt tot resultaten.
Indelingen in "vader-tantra" en "moeder-tantra", waarbij tantra vooral gebruik maakt van de etherische fysiologie, krachtcentra en energiebanen en dus zeker niet uitsluitend betrekking heeft op de daadwerkelijke vereniging van een man en een vrouw om nieuw leven voort te brengen. (Een uitzonderlijke weg van meditatie, waar de meeste mensen niet aan toe zijn).
De linker hand en de rechter voeren rituelen en mudra's uit, als een dans van handen en vingers, waarbij het vrouwelijke en mannelijke verbonden worden, ook wel genoemd wijsheid en methode. Het een kan niet zonder het andere: er kan geen wijsheid ontstaan zonder de juiste methode, ze zijn onlosmakelijk verbonden.
In bepaalde boeddha beelden ziet men soms twee plantaardige ranken links en rechts van het beeld. Ze lijken een ornament, zijn echter de "stengels" (energiebanen) die zon en maan dragen ter hoogte van het hoofd, als uiteindelijke vrucht van de "transmutatie" op het spirituele pad. In de alchemie wordt deze omzetting beschreven als vereniging van Luna en Sol, het vrouwelijke en mannelijke principe in ons (in één individu). Hetgeen naar buiten straalt als de zon en naar binnen gevormd wordt als nieuw leven door de krachten van wasdom onder invloed van de maan. Alles inspirerende beelden voor innerlijke processen. Of zoals Steiner het poëtisch verwoordde: "Ich fühle wie entzaubert Das Geisteskind im Seelenschoss; Es hat in Herzenshelligkeit Gezeugt das heil'ge Weltenwort..." deel uit zijn weekspreuk voor kerstmis. (Steiner,1912)
(Ik voel als onttoverd het kind van de geest in de schoot van mijn ziel; het is verwekt in mijn lichtende hart door het heilige wereldwoord...) Een letterlijke vertaling.
FOTO'S
Het is niet gelukt de auteursrechten voor de afbeeldingen vast te stellen. Deze werden via internet gekopieerd en van een foto die in mijn bezit is. Mogelijk is de foto van de Holzstatue van de heer E.Gmelin uit Dornach. Mocht zich iemand benadeeld voelen of weten van wie deze foto's zijn dan graag melden, zodat alsnog kan worden vermeld wie de fotograaf was, of bij bezwaar de afbeeldingen kunnen worden verwijderd.
LITERATUUR
Anonymous. Die Wiedergeburt, das innere wahrhaftige Leben, Oder wie wird der Mensch seelig? In Uebereinstimmung mit Aussprüchen der heiligen Schrift und den Gesetzen des Denkens beantwortet von einem Freimaurer. Nurnberg, 1857. Nabu Press, 2011.
Open Library, document from 1857 known as "the letterbook" toegeschreven aan Karl Kolb, (student van J.B. Kerning).
Fant, A. Klingborg, A. Wilkes, A.J. Die Holzplastik Rudolf Steiners, Philosophisch-Anthroposophischer Verlag, Dornach 1969.
Baier, K. Maas, Ph.A., Preisendanz, K (eds). Yoga in Transformation, Wiener Forum für Theologie und Religionswissenschaft Band 16, Viennese University Press, Vienna, 2018. Hoofdstuk 9 Karl Baier, Yoga in Viennese occult culture, blz 387.
Meyer, T.H. (ed). The New Cain, the Temple Legend and Moral Impulse for Evolution and its Completion by Steiner, R. with the ritual texts for the first, second and third degrees. Temple Lodge Publishing, Rudolf Steiner Press, London, 2017.
Merkur, D. Gnosis, An Esoteric Tradition of Mystical Visions and Unions, State University of New York Press, Albany. (1993). Chapter 3 Theories of Spiritual Alchemy.
Sauerwein, J. A glimpse of the beyond, uit "Memoiren", Basler Nachrichten, 1932
Steiner, R. Die Geheimnisse der Schwelle, Acht lezingen gehouden bij de eerste opvoering van de mysteriedrama's te Munchen in 1913, Rudolf Steiner Nachlassverwaltung 147, Dornach, 2015.
Steiner, R. Mysterienstätten des Mittelalters, Rosenkreuzertum und moderner Einweihung, Rudolf Steiner Verlag, Dornach 2001
Steiner, R. Wie erlangt mann Erkenntnisse der höheren Welten,
Philosophisch-Anthroposophischer Verlag am Goetheanum, Dornach 1935.
Steiner,R. Anthroposophischer Seelenkalender, Rudolf Steiner Verlag Dornach, 1912.
Waite, A.E. Azoth; or the Star in the East. Theosophical Publishing Society, London, 1893.
Wangyal, T. Wonders of the Natural Mind, Snow Lion Publications, Ithaka, New York, 2000.
Vertaald: Het wonder van onze oorspronkelijke geest, Dzogchen in de Bön traditie van Tibet. Elmar B.V Rijswijk, 2001
Weinfurter, Karl. Der Brennende Busch. Der entschleierte Weg der Mystik. Bietigheim, 1930
Reacties
Een reactie posten